Interview Karin Schrederhof

“De corporaties zijn verenigd binnen de SVH en kunnen zo verschillende thema’s gezamenlijk oppakken. Dat gevoel van collectiviteit is mooi.”
— Karin Schrederhof

Karin Schrederhof is wethouder Wonen, WMO en sport in Delft. Eerder werkte zij bij verschillende corporaties en gemeenten en als directeur bij SVH. Bijzonder is dat Karin in al deze rollen verbonden is met SVH. Hoe zij dat heeft ervaren leest u terug in dit artikel.

Hoe zag SVH eruit, zowel organisatorisch als qua ambities/doelstellingen, in de tijd dat u directeur was?

“Het was toen nog een gelaagde organisatie met ongeveer 4 medewerkers. Het was een klein operationeel clubje. De samenwerking richtte zich echt op het goed doen van de woonruimteverdeling. In 2008 werd dat al breder en professioneler. Ook in de analyse. We begonnen op dat gebied – toen nog met Stadsregio Haaglanden – een steeds belangrijkere partner te worden. Wat willen we nou en welke samenwerking kiezen we? Nu zie je dat SVH de gelaagde structuur eruit heeft gehaald en haar professionaliteit heeft versterkt en steeds steviger in positie is gekomen.”

Wat typeert SVH binnen de regio?
“De corporaties hebben een hoofddoel, maar verder verschillen zij enorm. En binnen alle verschillen die corporaties hebben is er bij SVH een gemeenschappelijkheid om dat met elkaar op te lossen. Dat zit in de woonruimteverdeling, zoveel mogelijk dezelfde regels stellen en elkaar aanspreken als de regels niet worden nageleefd. En bijvoorbeeld ook in de afstemming om zoveel mogelijk woningproductie te realiseren. De corporaties zijn verenigd binnen de SVH en kunnen zo verschillende thema’s gezamenlijk oppakken. Dat gevoel van collectiviteit is mooi. Daarnaast is het permanent en adequaat vastleggen van gegevens iets bijzonders.”

Wat vindt u de toegevoegde waarde van SVH binnen de regio?
“Dat begint heel erg bij de samenwerking binnen de woonruimteverdeling. Het zou verschrikkelijk zijn als elke gemeente dit zelfstandig deed. Geen van de gemeentes is in staat om haar woningzoekende in de eigen stad voldoende te bedienen. Die regionale samenwerking is heel hard nodig. We moeten daar ook niet extreem bang voor zijn. Woningzoekenden maken nu niet meer zo’n grote verhuisbeweging. Dat groepje wat binnen de regio naar een andere gemeente verhuisd is vrij klein, maar het brede perspectief wordt wel aangeboden en dat is mooi.”

U heeft vanuit 3 rollen ervaring met SVH. Hoe kijkt u daar op terug?
“Mijn eerste contact met SVH was toen ik als interim directeur daar ging werken. Dat was in een fase waarin we van de papieren versie naar de digitale versie. De taken werden ook steeds uitgebreider en er nam een steeds grotere groep deel. Er werd toen echt een professionaliseringsslag gemaakt. Ik vond het zelf heel leuk om hieraan te werken. Hoe kunnen we dat transparanter en opener doen? Veel meer uit collectief. Dat was een hele bijzondere periode.

Daarna heb ik de corporatiekant meegemaakt. Van 2008 tot 2013 werkte ik bij Woonbron en waren wij ook actief bij de SVH. Wat wel grappig is dat we nu weer bezig zijn met de regionale woningmarktafspraken. Dat was toen ook. We spraken toen ook al af hoe er gelabeld werd en voor wie. In die tijd was ik heel trots dat wij als corporatie meer een collectief waren dan de gemeente. Dat is ook logisch. Maar alle dingen die toen speelden, spelen nu ook. Het mooie was dat corporaties – net als nu – geen sancties naar elkaar hebben, maar elkaar er juist op aanspraken. De eenheid die SVH vormde vond ik toen en nu heel bijzonder. De wereld is simpeler als er niet permanent een heel erg politieke omgeving is, want dat maakt het complexer.

In Rotterdam zat de Maaskoepel. Die is veel getrapter georganiseerd. Ik moest toen heel erg wennen dat de corporatie – voor mijn gevoel – best wel op afstand stond. Bij SVH was toen net een nieuw digitaal systeem ingevoerd. Ik heb nog een betoog gedaan in Rotterdam om hetzelfde systeem te nemen.

Wat ik mooi vind binnen de SVH is dat alles wordt geregistreerd. Daarom kunnen alle vragen worden beantwoord. Ook dat doet Explica al zolang als ik weet en daar ben ik – nog steeds – trots op.

Het draait altijd om het verdelen van de schaarste. Er zijn in de loop van de tijd wel wat dingen bijgekomen. Door de Woningwet en door de krappere positie van de woningcorporatie is het leefbaarheidsvraagstuk een essentieel onderwerp geworden. Wat ik nu schrijnend vind is dat een sociale huurwoning niet meer per definitie een corporatiewoning is. Ik hoop dat we dat met het nieuwe coalitieakkoord kunnen veranderen.”

Het is bijzonder om te zien dat u verbonden met het domein ‘Wonen’. Wat spreekt u hier het meest in aan?
“Ik heb een tijdje in Delfshaven gewerkt bij Woonbron. Dit was tijdens de decentralisatie van de zorg. Hugo de Jonge was destijds wethouder en wij werden toen met z’n allen – woningcorporaties en zorginstellingen – bij elkaar geroepen. Er was toen iemand van de GGZ die zei dat je als woningcorporatie het meeste te maken hebt met de GGZ-achtige kant en kunnen wij een tijd samenwerken. Er werd toen een project gestart waarbij een sociaal beheerder samen met een GGZ-medewerker achter de deur ging kijken bij bewoners als dit nodig was. Vervolgens gingen we met de gemeente in gesprek. Die combinatie van hoe essentieel de woonkant is voor zorgkant maakt dat ik nog steeds vind dat het een hele belangrijke sector is. En vooral deze sector, omdat het bijna altijd om  betaalbare woningen gaat. Het is sociaal, fysiek en erg actiegericht.”

Wat wenst u SVH toe voor de toekomst?
“Pak vooral op wat collectief noodzakelijk is, zoals de woonruimteverdeling en de Bouwstromen. En ik denk dat er toch wel een keer de stap komt naar een landelijk woonruimteverdelingssysteem met lokale verschillen, maar met in ieder geval toegang voor iedereen. En dat gun ik Nederland. Ik denk dat, omdat we er angstig voor zijn, het onhandig hebben geregeld. Volgens mij maken we de wereld simpeler als we er een meer gelinkt systeem van maken.

Ik vermoed ook dat er de komende tijd een discussie ontstaat over de vorm van segmentatie op de wijze waarop de woningen worden aangeboden. Er zijn al leuke gesprekken geweest over de vraag of jongeren de studenten niet verdringen op de woningmarkt. Maar nee, dat doen ze niet. Die hebben een hele andere vraag. Wat wel zichtbaar werd is dat jongeren zich niet inschrijven bij Woonnet Haaglanden, omdat zij vinden dat ze niet in de corporatiewoning thuis horen. Van dit imago moeten wij af. Ik denk dat de segmentatie moet, want door de huidige krapte verstoren wij het systeem. En ik gun het ons ook om daar nog eens goed naar te kijken.”

Vorige
Vorige

Meer doorstroming dankzij seniorenmakelaars

Volgende
Volgende

“De thematiek is hetzelfde, maar de context is anders”